Rond 1930 verrichtte de historicus en folklorist J.A. Jolles een groot onderzoek, getiteld ‘De schuttersgilden en schutterijen van Gelderland, overzicht van hetgeen nog bestaat.’
Hij zag in het gilde ‘de kiem waaruit ons hele maatschappelijk leven gesproten is’.
Jolles bezocht en interviewde alle besturen, vroeg naar oude bescheiden, het aanwezige zilver en de specifieke gebruiken enzovoort. Daarnaast onderzocht hij de oude Gelderse markenboeken e.d. in het Rijksarchief. Daarmee legde hij een schat aan gegevens vast in een speciale overdruk van het jaarboek Gelre. We laten het hoofdstuk over het Sint Oswaldusgilde hier letterlijk volgen.
Alleen hebben we uit Jolles’ tekst de beschrijving van de oude reglementen weggelaten. Die komen er achteraan in hun oorspronkelijke en complete vorm.
Sint Oswaldusgilde, geschiedenis
Het Zeddamse St. Oswaldusgilde is vermoedelijk vele jaren vóór 1600 opgericht. De groote borstplaat heet wel ‘gemaeckt’ in 1654, maar het vergulde patroonsbeeldje onder de kroon lijkt eerder van vroeger (vervallen) zilverwerk afgenomen en toen alleen op een nieuw schild gezet te zijn. Verder leest men in ’t eenig overgebleven ‘Groot Boek van St. Ozewaldus Gilde van Zeddam 1822’, een fol. Boek papieren kaft en lederen rug, dat het is ‘overgeschreven in den Jaare Achttienhondert en twee en twintig, uit het Boek van den Jaare zestienhondert en vier en vijftig dat destijds vernieuwd waar van voor scheidende Eeuwen herwaarde, gelyke deze van gezegde tyd is nagezien en woordwing Van dit Boek, welke Boven gemelde Broederschap of zoo genoemde St. Ozewaldus Gilde Eenige Eigendommen bezit, ’t welk van Boven gemelde Patroon St. Ozewaldus aan de onderhorige dezes Broederschap of Gilde is na gelaten, en als Privative Eigendom zoo lang zy leven kunne gebruiken, of te zamen het voordeel daar van kunnen genieten te zegge voor die geenen welke zich na de hierna gemelde Gilde wetten of reglement willen dragen, en de inkopers Penningen daar voor bepaald te voldoen welke desweegen haar regt van Eigendom vereyscht’.
Wat genoemde, door St. Osewald, ‘na gelaten’, goederen betreft, indien met hem St. Osewaldus REX bedoeld is, waarop de kroon, een in de rechterhand gehouden rol perkament en wellicht de naast het beeldje gegraveerde letters (HKSO enz.) duiden, dan is deze lang vóor ’t jaar 1000 levende Engelsche koning toch zeker niet de persoon, die aan 't Zeddamsche gilde goederen vermaakte. Werd misschien een der graven van den Bergh bedoeld, bijv. de omstr. 1500 levende Oswald I, en heeft hij het ’t gilde gesticht en begiftigd?
(Dan beschrijft Jolles de oudste reglementen).
Op 't reglement volgen eenige mededeelingen:
’In den Jare 1814 heeft Gradus weyers de tappers of Gilde Bodes Plaats gekogt voor f 2.85 en verdient voor neugen 60 cents en voor ieder dag dat hij tapt 50 cents.'' In 1823 koopt een zich in voor f 2.25, waarbij maar ‘kan zulks met trommen verdienen, tot dat hy aan betaald heeft en verdient met trommen Per dag 50 cents’. In 1823 is C.B. Presedent geworden voor f 1.50. In 1822 besluiten officieren, dat, ‘of er met den telder of Bord rond gegaan word ja, of nee,... De tapper zal vast hebben f 1.75.’
Daarna eene lijst van eigendommen. Bosch en heide, woeste grond welke weinig opbracht; de pachten loopen van 10 ct. tot f 3.70. Twintig perceelen, waaronder twee uitgangen, en ‘Den Galgenberg Genaamd gelegen in het lengelse veld’. Later heeft men het land grootendeels ontgonnen, zoodat het nu zeer veel meer opbrengt. Volgt een inventaris van het zilverwerk (14 stuks). Dan een ledenlijst (1822), en een latere (1837; met 43+3 namen). Dan, de pachtconditiën van 1821. Verhuring van 6 j., betaald 8 dagen na Pinksteren. Art. 8. ‘volstrect mag Niemand als Pachter aangnomen worden, of hy moet Gilde Broder weezen’
[afgeschaft]. Verder, de rekening van 1822 af. O.a. posten betr. ‘het oppassen van de Heide’. 1834 ‘En nieuwe vaan.... Tot 1840 niets over ‘t vogelschieten; dan ineens: ‘Voor Boort Papier om de Vogel te Plakken’. 1841: Papier & Stijfsel, de Vogel te plekken, 1842: voor het maken der vogel - voor een doek bij het vogelschieten 1) - voor vogelschacht - voor smidswerk aan dezelven, enz. Een vogel van bordpapier? De koning ontvangt (1850) 2 gulden; zekere F.K. ‘voor den regter vleugel daarvan’ 1 gulden.
1) Vermoedelijk een zak - of omslagdoek voor de koningin. De koning ontving gewoonlijk - gelijk de lezer onder Beek en Braamt reeds gezien heeft - een nieuwen hoed; een paar handschoenen kregen beiden of een van beiden. De linten, waarvan telkens sprake is, zullen ter versiering van deze en genen, van paarden en wagens, gediend hebben.
Bernardus van Zalingen Is Gildemeester geweest en heeft dit plaatien ter gedagtenisse aan St Oswold gild gegeven In den Jaaren 1776 te Zeddam.
Twee dragen de afbeelding van eenen molen (1720 en 1779), de oudste noemt, onder diens wapen, den naam van Oswaldt Grave Zou den Bergh Marck Grave van Berghen op Zoom A 1687. Slechts éen is koningsplaatje, met de namen van koning en koningin en 't jaartal 1754. Ook bezit met twee oude pieken, waarmede de in den optocht voorgaanden gildmeesters vroeger ruimbaan maakten.
Tegenwoordige toestand.
Er zijn enkele tientallen leden. De zoon van een lid, in Zeddam geboren betaalt nu f 5.- en 60 ct. ‘administratiekosten’; indien elders geboren f 35.- Vreemden, zich te Z. gevestigd hebbend, kunnen zich voor f 80.- inkoopen. De eigen feestelijkheid heeft op Pinkstermaandag en Dinsdag plaats, tenzij Pinksteren in Mei valt, dan en week later. 's Morgens schijfschieten. Daarna ‘ 'n beetje drinken’, aldus gereglementeerd, dat elk uur éen borrel of flesch bier gegeven wordt, zónder naschenken aan laterkomenden: wie dus tegen elven verschijnt heeft den borrel van 10 u. gemist. 's Middags en 's Avonds dansen. Den tweeden dag voorzetting. Alles in 't eigen gebouw, dat dan meteen voor de Zomerkermis (eersten Zondag-Dinsdag van Juli) verpacht wordt. Wanneer, in tegenstelling met het lentefeest, niemand - lid of geen lid - iets vrij heeft.
Vroeger werd 's Maandags vogel geschoten, des Dinsdags op de schijf. Nu alleen ’t laatste, om prijzen. Op eigen terrein, achter den ouden molen. Er is veel belangstelling voor dit schieten, men zegt, vanwege de in ’t nabijgelegen bosch te beoefenen strooperij.... Eenen koning is men nog rijk, maar veel plechtigheid wordt hem ter eere niet vertoond. In geval van optrekken gaan vaandel en muziek mee. Eén vendelzwaaier verschaft, zoo noodig, de nieuwe schutterij. Deze schiet op den vogel, Kermismaandag, en om prijzen. Hún koning ontvangt f 50.- en zet daarvan, met de leden zijner groep (nadat ieder zich een meisje gekozen heeft), ‘eenen troon op’. De anderen kunnen intusschen naar huis toe gaan. Volgenden morgen: afrekening en bijpassen, want het bedrag reikt niet toe, aangezien er ‘ouderwetsch gefuifd’ wordt. Omstreeks 30 leden.